1. Bijhouden en bijwerken van het openbaar register

 

De Raad van het IBR was tot 31 december 2016 bij wet rechtstreeks aangesteld om het openbaar register bij te houden waarin de bedrijfsrevisoren – zowel de bedrijfsrevisoren natuurlijke personen als de bedrijfsrevisorenkantoren – worden opgenomen met hun individueel nummer. Sinds 1 januari 2017 vervult het Instituut deze taak nog steeds, maar als een bevoegdheid die wettelijk werd gedelegeerd door het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren. Het College draagt in het bijzonder de eindverantwoordelijkheid voor het toezicht op de toekenning van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor, en op de inschrijving, de registratie in, het houden en het bijwerken van het openbaar register. Het College heeft dan ook ten allen tijde toegang tot dit openbaar register en kan, na het advies van het Instituut te hebben ingewonnen, de aanpassingen eisen die het nuttig acht.

 

Het openbaar register neemt de vorm aan van een elektronisch raadpleegbare gegevensbank die permanent dient geactualiseerd te blijven en die kan geraadpleegd worden op de website van het Instituut. Artikel 17, § 2 van het koninklijk besluit van 21 juli 2017 stelt dat de Raad van het IBR dient vast te leggen welke gegevens rechtstreeks door de bedrijfsrevisoren kunnen bijgewerkt worden langs elektronische weg (dus zonder tussenkomst van het IBR). A contrario kunnen de gegevens die de Raad niet uitdrukkelijk aanduidt als vrij wijzigbaar, niet zonder toestemming van de Raad worden gewijzigd.

 

Het IBR heeft zich het voorbije decennium het recht voorbehouden om de vennootschapsbenamingen te onderwerpen aan een voorafgaande goedkeuring door het Uitvoerend comité. Bijgevolg kunnen de bedrijfsrevisoren in het softwareprogramma dat het register organiseert, deze naam niet zelf wijzigen.

 

De wet van 7 december 2016 stelt duidelijk dat de bedrijfsrevisoren verantwoordelijk zijn voor de juistheid van de aan het Instituut meegedeelde gegevens. In principe zal de bedrijfsrevisor jaarlijks aan het Instituut dienen te bevestigen dat de gegevens die in het openbaar register zijn opgenomen en op hem betrekking hebben, “volledig en actueel zijn”.

 

 

2. Publiek toezicht op de toekenning en intrekking van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor

Sinds 1 januari 2017 neemt het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren de rol waar van (enig) orgaan van publiek toezicht en kan het zich verzetten tegen iedere beslissing tot toekenning en intrekking van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor en hierover een eindbeslissing nemen. Alle beslissingen van het Instituut inzake toekenning en intrekking van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor worden bijgevolg meegedeeld aan het College dat zich hiertegen binnen een wettelijke termijn van 7 of 15 werkdagen kan verzetten. De beslissingen van het Instituut hebben pas uitwerking na het verstrijken van deze verzetstermijnen en worden geacht door het College te zijn genomen.